Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [23]Hij zeide tot mij: Mensenkind, hef nu [24]uw ogen op [25]naar den weg van het noorden; en ik hief mijn ogen op naar den weg van het noorden, en ziet, tegen het noorden [26]aan de poort van het altaar was dit beeld der ijvering, in den ingang. 23. Te weten de Geest, van welken gesproken is boven vs.3. 24. Te weten de ogen des geestes, niet des lichaams. Want Ezechiel was binnen Jeruzalem, niet naar het lichaam, maar in de optrekking der zinnen. 25. Hebreeuws, den weg naar het noorden, of noordwaarts. 26. Versta, de poort des tempels, bij welke het koperen altaar [anders genaamd het brandofferaltaar] naar Gods bevel staan moest. Vergelijk 2 Kon.16:14.